Tussen jou en mij
bloeit iets open
als een bloem in de zomer
gaan en komen
steeds wederkeren
innig zweven,
zonder veren.
En dan de angst,
je wordt alleen gelaten
wacht,
keer je donkere wereld om
en ik kom je halen
en zeg je zoveel
zonder woorden,
zonder dralen.
De kracht die ons scheidt,
smeedt een band
en we gaan hand in hand
tot waar jij ons brengen wil
want diep vanbinnen
ben je stil.
Tussen jou en mij
ontstaan gepolijste klanken
- zoals in de wens van een vallende ster -
en ik draag je mooie ranke
lichaam in tijd dichtbij en in afstand ver.