daar zit ik dan, geen stoel
onder m’n gat, ben niet vrij-
moedig, stromen komen
langs, van mensen ook vrij-
gevig, maar niet aan mij.
daar zit hij dan, geen stoel
onder z’n gat, voel me vrij-
gevig, maar niet aan hem
ik loop langs, ben niet vrij-
moedig, gepasseerd.
de dag die nadert, ineens
loop ik naar haar, ben vrij-
moedig, belangstellend
gesprek, ze is vrij-
gevig, ik vraag waarom?
ze antwoordt vrij-
moedig, er was
een Man, ook vrij-
gevig, daarom.