ik hoor een merel fluiten
bedeest kijk ik naar buiten
voorzichtig kom ik voorovergebogen
regendruppels schitteren voor mijn ogen
de wind speelt met de bomen
terwijl ik zo zit weg te dromen
spettert de eerste zonnestraal langst de ruit
gouden vonken op mijn huid
glinsterend als zonnekinderen
geen wolken die hen durven hinderen
ze dansen lichtjes over mijn armen
en weten mijn hart te verwarmen
ik sta op en doe het raam dicht
en loop weg met een glimlachend gezicht