Wij zaten in het donkere woud, toen de den vlam vatte.
Onze haren in de wind, kijkend naar dit afschrikwekkende spel van vonken.
Je legt je hand op mijn arm en zegt niets, de woorden die niet gezegd worden voelen wij.
Hoe anders dan dit was ik gewent?
Een ander leven, hetzelfde leven.
Wij houden nooit op met weglopen,
van het duister en het licht, tot ze hetzelfde zijn.