Dwarrelende sneeuw
in late avond,
ik droom een droom
van heimwee
Knoestige ogen
in bedelvend wit
worden blind
voor de melancholie
En mijn pilaar
zelf in ruïne,
afbraak maar
nog niet voltooid
Zoals de golven
het schuim aanbrengen
waarin je het wit
van sneeuw niet ziet
Zo ziet ook
de liefde niet
hoe nabij
de afgrond afgestevend
Mistig in een waas
waar eerst
het helder was,
voel ik de waterval stromen
En zo geschied
een stil verdriet
misschien gezien
maar niet beantwoord