In het land van woestijn en hitte,
getergd door droogte, ben ik de
kameel die moeiteloos lasten draagt
In de vlaktes van kou en ontbering,
noorderlicht aan open hemel,
ben ik de iglo van geboorte
En in de bossen van de tropen,
regenstromen als fonteinen,
ben ik de droogte onder elk blad
Onder de gronden in de mijnen,
zwart van roet, door gassen aangevreten,
ben ik de schone huidlaag onder al die troep
Ik ben die kleine sprankel in je ogen
die warme haard, het zachte kleed
de thuisplaats in elke haven
Ik ben het eten dat jou sterkt, de adem die je voedt
de wind die je gedachten oppikt,
en zo langzaam doet vergeten
Ik ben de tijdloze dimensie,
een eeuwigheid in één seconde,
en één seconde als eeuwigheid…