Je hebt ons voor een dag of tien
in onze buurt niet meer gezien.
Toen trokken we langs steden,
met rugzak en een tent.
Acht jonge leiders uit éen stuk,
die deelden in ons reisgeluk,
hebben ons heerlijk afgemat
en liefdevol verwend.
Een oude school, ietwat verweerd,
daar hebben we toen gejongleerd
en borden wat onhandig laten draaien
op een stok.
En s’nachts bij een vampierenspel
kneep Lies me stevig in mijn vel.
Ik heb me rot geamuseerd
hoewel ‘k soms aardig schrok.
Dol, uitgelaten, fel gekleurd,
met bonte klodders verf besmeurd…
We leken na een verbosspel
op een kameleon.
Heel rustig konden wij niet zijn,
zelfs op de bus niet of de trein.
Ik denk wel dat men stiekem
naar ons keek in het station.
Ook onze wilde zwempartij
ging niet onopgemerkt voorbij.
Vooral toen Bert de blikken
van zijn medezwemmers ving.
We keken toe, ik zei geen woord,
toen hij gevaarlijk aan die koord
een heuse twee, drie meter
boven ’t zwembadwater hing.
We hebben nog meer uitgespookt:
een film gekeken, zelf gekookt,
gefietst en luidkeels meegezongen
op een festival.
En elke foto, die haast leeft,
in ’t album van mijn hoofd gekleefd,
getuigt van een vakantie
die ik nooit vergeten zal.