Wandel over de stevige zeedijk:
trotse muur, fiere wal,
vangt steeds op indrukwekkende wijs
de hamerende slagen der branding op.
Kijk bewonderend naar de zee:
blauwe almacht, eeuwig vloeiend,
naadloos overgaand in de
oneindig transparant azuren hemel.
Het lijkt het hoogtepunt der schepping,
het toonbeeld van goddelijke almacht,
de metafoor van onuitputtelijk geluk,
de weergave van eeuwige wijsheid.
Doch onder het oneindig blauwe
leven weerzinwekkende wezens:
lelijke weekdieren, afzichtelijke krabben,
venijnige kwallen, vieze vissen.
Is dit een ongoochelende desillusie?
Absoluut niet, immers:
de walgelijke wezens
zijn eveneens wonderen der natuur.