Ik open het raam om de triestheid van het water
Zijn manische episode tijdens kolken van het zijn
Het geluid neem ik in mij op, de geur komt even later
Gefilterd lucht zwiert door de hemel, brengt het vocht vanuit de Rijn
In zijn onzichtbaarheid is hij vliegensvlug te klaren
Voor onze ogen wordt het als een dikke deken toegedekt
De bomen worden schaduw, in de verte lijkt te varen
Een vrachtschip dat onzichtbaar het rivierwater bevlekt
Ik beeld mij in, terwijl in mij wordt herboren
De diepe zucht van traagheid, dat niet weten wil hoe
Licht van de lantaarns verblijden het donkergrijs verstoren
Luchten mijn adem op, het komt hoe dan ook weer goed