De belangen gekeeld, onverbiddelijk!
Geen gratie, geen deernis,
Geen kwijtschelding van de blaam,
Het jawoord aan het lotgeval,
De schandvlek gebrand.
De loop gericht op de conservator,
Hij die het verleden zo innig bewaart,
Getooid door zijn daden als onrustzaaier,
Oogst hij de afgunst door hem gezaaid.
Zijn sardonische grijns,
Een vernielende belofte.
Als de lach van de hyena weerklinkt zijn woord,
Het prooidier verminkt en nodeloos vermoord.
De geschiedenis van ’t heden,
Met spot neergeschreven.
Getekend voor het leven, vertekend door de dood.