1 – 5 – 9
weenzee
geen getij gaat gedachteloos langsheen
verdween de zee, het zand verscheen
schel schreeuwen meeuwen monologen
overstemd door exploderende bommen
die drommen in mijn memorerend hoofd
levenloos wiegde ik haar vege lijf
zonder dat ik wist - ze is al dood
de wind wandelt gehand met een kind
neemt speels haar haren mee - ze lacht
en zacht zoent ze met het verdwaalde zout
dat stout aan haar lippen kleeft
ik slik stilletjes mijn snikken weg
haar huls - zij was reeds verdwenen
heb ik gegeven aan de golven
waarna het slechts de zee was – en ik
die overbleven
Deelnemer 1
*
X
Warme winterjas wappert
als een bries mijn mond verlaat
omgeven door zachte lentestralen
banen benen zich een weg
als ik ademloos in de verte kijk.
Weifelend over grenzen
door volgroeide bossen
zoekend tussen zure druiven
en eikels zonder doppen
naar die ene juiste letter.
Deelnemer 5
*
Total loss
ik spring over de schaduw van mijn trots
deze keer ben ik sneller dan alle stemmetjes in je hoofd
verman je, want ik toon me kwetsbaar, zo graag wil ik
zo lief ben je mij en er ging al teveel verloren
laat me nu bij je zijn
ik weet niet waar het over gaat
of wanneer, maar mijn hart is niet groter
je kent iedere ronding en de hoek waarin ik je drukte
barst uit zijn voegen, dit ben ik
meer kan ik niet zijn zonder jou
Deelnemer 9
~*~
2 – 6 – 4
Liplustig
dartel danst ze rondjes en
besluipt je en bekruipt je
tot diep onder je vel
ze recht de haren in je nek
tot en met je draaiend kruintje
ze perst lustig alle bloed
uit je nietsvermoedende lippen
tot rimpelloze vodjes
aan een woordloze mond
waar eerder op die dag
nog een glimlach bestond
ze aait ‘r melkwitte handen
het koude kippevel op armen
omklemt je met haar grip
bijt met haar op d’r tanden
in je zoet getuite lip
net zolang
tot zoenen snakken is
15-01-2010
Deelnemer 2
*
Verwerkte vertraging
Er staan geen koffers in de gang, gewoon omdat
ik dat niet wil, en jij gaat nog lang niet weg.
Na alles, na dit, wat komt er dan nog na ons
nu het scheiden van wegen waardeloos lijkt?
Uren na jouw vertrek, houd ik jouw hand vast.
Onze ongeboren kinderen hebben hun namen al
maar de luchtkastelen zijn gestolen en gesloopt
terwijl we op klinkende zegen hadden gehoopt
is het de melancholie dat ons overwinnen zal.
Niets en niemand wachten ons nu bij de deur
zij zullen ons helpen in het stamelend sterven
omdat wij dat straks echt niet gaan willen.
De koffers zijn inmiddels het huis uit
en jij bent maanden geleden al weggegaan.
Deelnemer 6
*
Buitenshuis
want ik herinner me die tijd nog wel
het branden, ongestoord de peuken uit
een heus pallet van kleuren op mijn huid
vertelde ‘t uit hun hand gelopen spel
geen regels werden er geboden toen
slechts rood of blauw om uit te kiezen daar
zodat ik altijd zou verliezen, maar
ik heb nu wel geleerd het zelf te doen
ik eet niet meer; mijn dagen drink ik leeg
verzuip mezelf en schop en sla en snijd
vermijd nog netjes dat ik zelfmoord pleeg
want dat verdien ik niet, die mooie schat
‘k leef dakloos zonder iets dat hoort bij mij
omdat ik nooit een thuishuis heb gehad
Deelnemer 4
~*~
3 – 7 – 8
De dood en overmorgen
Het bed sterft, dit zijn de laatste uren samen voor een eind
waar zoveel niet is gezegd en ieder woord misplaatst, ik wil niet
wachten op het moment dat niet meer op en neer gaat als
het ademhalen van jouw buik.
Vindt je het goed dat ik de dagen die je weg bent niet ga tellen,
niet ga bellen naar je nummer buiten dienst en geen vreemde
aanspreek met jouw naam, omdat ik weet wie jij was en
weldra niet meer zal wezen.
Er is geen remedie tegen stilte die ontwaakt op jouw gelaat,
niet het tikken van de klok dat stopt en ik word morgen wakker
en ik wil weten of het mag, of ik al kan denken aan de dag die
net zo mooi zal zijn als ik ons zag.
Deelnemer 3
*
Afwazig
de troosteloze tussenpozen gaan
maar niet voorbij en zeker niet
voor mij want gisteren is al precies
zoals vandaag het gaat zo traag
en wennen doet het niet zo graag
maar er is meer – roept dan die
stomverveelde tellsellmuts – er is
de pijn van hier alleen te zijn in deze
koude kamer die me lijden laat het voelt
als bijensteken in mijn onderbuik
en buiten is ook zoveel niets en nóg…
de mist gumt er wel honderdduizend
hagelwitte vlakken bij en jij en jij
en jij bent zo verschrikkelijk afwezig
dat ik je zie en voel en hoor en ruik
Deelnemer 7
*
Herenigen in herinneren
Dagelijks danste ik je de deur uit
droeg je bij me als mooiste sieraad
omringd door jouw klassieke klank
je raakte elke snaar, rockte mijn gitaar.
Elke morgen zorgde je voor honger
|tanden waterden in vlezig verlangen
zo liet je mijn kop constant kapseizen
prees ik je als ’s werelds beste ontbijt.
Elke avond suste je me in slaap op schoot
ons huis was groot, wij deelden de zetel
zo dicht mogelijk moest ik bij je blijven
als brandende netels in mijn geweten.
Elke dag sta ik op, mijmer en manker
je bent dood door die verdomde kanker.
Deelnemer 8