1 - 8 – 6
chronisch thuisloos
de belofte van zeker zijn
is verpletterd in verwijt
door de veroordeling die
niks om hem geeft – vergeten
is hij niet, zijn tandrot
wordt gezien, al afschuwend
van z’n klotenkop stoppen we
niet met lopen
geen overeenkomst opent
een gat in handen van Jan
Modaal en majoor Bosshardt
is al duizend dagen dood
in alle jaren straatslapen
viel geen deurmat op de krant
´t verrekt ´m niet - hij geniet
van z´n laatste plukkie shag
Deelnemer 1
Perspectloos
Laat het branden, roken, schroeien,
kreten tot in tenen krommend voelen.
maar jij bent net als een sigaar
hijs je niet, dan blijft hij ook niet aan.
Zo zoek ik vuur, maar vind enkel water
zet zolen met zoden aan de dijk,
kijk hoe zee zich zachtjes terugtrekt van mij,
zoals al hetgeen dat beweegt, wèl doorleeft.
Werp mijn blik nog eenmaal over water
omdat ik toch altijd alles kwijtraak,
nimmer echt weet wat ik zoek of mis
zo zie ik hoe helder uitzichtloosheid is.
Deelnemer 8
Zinneloos
De afstand tot het land dat ik kende,
wende, wendde zich tegen mij en hij lacht
de nacht zacht mijn slapen in met tegenzin
komt de nieuwe dag een morgenstond,
het rondgaan van zijn lippen is mij te hard.
Losgerukte woorden
zijn zinloos, ik verkoos zelf de eenzaamheid
boven een schrander ander tussenpersoon
maar zo gewoon als de lampen doofden
doodde het mij. Ik ben krullen op zijn kroon,
’t vervullen van het hoongelach in
losgerukte woorden.
Deelnemer 6
7 - 4 – 9
Wanvertoon
dus ik verga wel weg als jij dat wilt
met vaste tred zal ik de maat uitgaan
en nooit bij intermezzo’s stil gaan staan
mijn mond die bij de foute tonen trilt
de galm haalt steeds mijn passen in vandaag
de bas klinkt dof in mijn verstoord gehoor
en toch, dit requiem, ik ga ervoor
twee handen die ik tegen conga’s jaag
want dit vaarwel blijkt onontkoombaar echt
hoe zich in mij het valse ritme voedt
de dissonanten die zich weer herhalen
mijn lot wordt toonloos nu beslecht
ik haal het niet; dit lijdzaam falen
voelt verdomme veel te fucking goed
Deelnemer 7
Ontvallen
het zijn die kriebels die je hebt gevoeld
in het begin en soms nog tussendoor
nadat er nood was aan een nieuw decor
waar liefde eventjes was afgekoeld
we zochten het geluk tot stoten toe
- de natte handen op ’t bekende raam
gehijg tot ’t zwakke kreunen van een naam
en dan terug naar liever lui dan moe
maar ziekelijk die daad, het draait mijn maag
al om wanneer ik ’s ochtends wakker ben
een waterval aan vuil stort uit mijn mond
en bloed druipt langs mijn benen op de grond
een leven dat ik nu en nooit niet ken;
het kind in mij is doodgegaan vandaag
Deelnemer 4
Sluipmoord
dunne huid toch ondoordringbaar
slappe spieren en laf gezicht
mijn hart klopt zo traag
als tijd verstrijkt
niemand hoort mijn lijdensweg
en ik sterf niet steeds een beetje meer
-bullshit- maar er is steeds minder mij
om van te houden
ik herinner je me niet langer
als slachtoffer en wanneer jij
deze langzame tijd verslaat
weet dan dat alles een leugen was
Deelnemer 9