Ik viel, heel diep,
er kwam maar geen einde aan,
Er was geen wolk waar ik op kon landen,
er was geen grond, waar ik op kon staan,
Eenmaal op de grond,
Zocht ik de weg,
keek om elke hoek,
Ik zocht een lijn die ik kon volgen,
daar ben ik nog steeds naar op zoek,
Telkens werd ik een kant op geduwd, viel ik,
probeerde ik weer op m'n eigen benen te staan,
Dan werd ik weer onderuit gehaald,
ik werd er moe van, ik heb het al zovaak over gedaan,
En soms, dan voelde het alsof ik op de goeie weg was,
dan waren de kromme lijnen voor even recht getrokken,
Maar dan zijn er weer van die mensen,
die mij zo nodig het verkeerde pad in moeten lokken,
'Vertrouw je me niet?', zegt een boze stem,
Ik kijk naar de littekens, herinner me dezelfde vraag,
'Geloof me, ik ben niet zoals hem',
Weer die knoop in m'n maag,
Ik val, heel diep,
het einde, zie ik nog niet,
Maar ik hoop er zo erg op,
want de weg ernaar toe doet mij zoveel verdriet,
Ik kijk naar de grond, maak de ene stap na de ander,
en ik hoop zo, dat er iemand voor me komt staan,
Die zegt:'Mag ik meelopen?'
Die zegt:"We zien wel, welke weg we inslaan",