In’t diepst van de winter is alles gehuld
In een doodse stilte van levenloze duisternis.
Het licht van de dag in strijd met de zwarte nacht.
Waar de getijden in een levensjaar elkaar nimmer de overwinning gunnen
Op het slagveld van kale bomen en verdwenen voetsporen van slapende dieren.
De donkerte van de dagen in dreigend onheil gehuld
Maakt het leven koud, bar en angstig.
Ik voel me klein en alleen, eenzaam als een verdwaalde kraai
Die de laatste kruimeltjes opzoekt tussen de vlokken verse sneeuw,
Om met een sprankeltje levenskracht meester te blijven over tijd en ruimte.
De sneeuw is donzig zacht en wit van kleur,
Die het maanlicht weerkaatst en als een wollen deken de angstige nacht verwarmt.
Net als de kraai wil ik dat de kering van het jaargetij wordt ingezet
En de frisheid van een vroege lentezon het donkere winterpatroon doorbreekt.
Net als de kraai verlang ik naar de vrijheid die het warme licht aan het hart kan schenken.
Maar geen mens of kraai kan z’n ritme opdringen aan de getijden der eeuwigheid.
In ’t diepst van de winter is alles gehuld
In blinkende kerstballen en takjes van eeuwig groen.
Ze verjagen de angst en weerspiegelen het verlangen naar leven in vrijheid.
De hoop van kerstmis in strijd met de duisternis in m’n ziel.
Waar alleen ik mezelf een overwinning mag gunnen op de winter in m’n hart
Op het slagveld van m’n tranen, doorworteld verdriet en eindeloze vragen.
Het licht van kerstmis in hoop en krachtig vertrouwen gehuld
Maakt het leven warm, rijk en vrij.
Laat dit alstublieft een vervulde kerstwens zijn voor mij…