De ochtenddauw
tekent regen op het raam.
Dat ben ik.
Dat zijn mijn tranen.
Ze komen in overvloed.
Ik zou ze kunnen verkopen,
het zou een eeuwigheid duren
voor ze uitverkocht waren.
Of ze zouden op de grond vallen,
kaboutertjes zouden ze
één voor één wegdragen
om er een rivier van te maken.
Maar toen ik een keer
aan het huilen was,
verdronk ik in mijn wereld van tranen.
Toen,
moest ik lachen.
Lachen, omdat ik heel mijn leven
niets anders gedaan had
dan huilen.