VRIENDSCHAP NA HET LEVEN
of ik droefheid ken, vraag je
het venijnig stil ontwakend geheim dat
eens ontkleed van mensendomheid
zijn zachte handen om mijn hals vleit?
ik ken haar innig, ja, van lang geleden
toen ik geboren, op de aardkloot uitgekotst
geen adem kreeg en in verdoemenis bloedde
tot de verkrampte ik die hier voor je wankelt
dat ik bang ben, voor het kwaad, de haat
vertel ik je beter niet, of later misschien eens
je kent mijn wereld toch niet, het vervallen rijk
enkel in dat elders ben ik alleen, voor altijd
de dood, echter, waarover jij liever zwijgt
heb ik nog maar enkele keren gesproken, gevoeld
maar mijn welkom zal groots zijn, heeft zij beloofd
en heb ik geloofd: vriendschap na het leven