Het leek anders dan het was. Alles wat ze schreef begon op haar te lijken. De woorden die ze vond namen haar over. Tot ze haar laatste ademtocht boven het oppervlak mocht nemen. Tot ze stierf. Tot zij, en alleen zij, nog overbleef in haar donkere wereld van doodgezwegen verlangen.
De nacht is zwart,
natuurlijk.
Je voeten staan op de deurmat
maar los van je lichaam.
Alleen ik weet dat je onder
de bloemetjes en plantjes ligt te rotten.
Ik stop je in de vriezer,
of steek je in de fik.
Leuk, leuk, maar lang niet eerlijk.
Ziek...
misschien wat rond, of plat.
Misschien dan toch nu klaar,
maar lang niet genoeg.
Het is de moeite niet waard.
Ongelofelijk!
Jij zou de leukste moeten zijn.
Het is geen spel, maar
doodleuk alleen.
Want ik ben de leukste,
niet alleen, wel grappig.
Eenzaam, zonder oranje t-shirt,
omdat jij het niet verdient.
Ik wel,
doodleuk.
De toekomst lacht harder in mijn gezicht.
Volhouden, omdat het kan.
Gelukkig zijn, hopeloos gelukkig zijn.
Omdat ik mijzelf beloofd heb geen brieven meer aan je te schrijven schrijf ik nu dan ook niet aan jou, maar aan iemand die niet bestaat. Leeg papier. Ik schrijf dan nu aan iemand die ik heb gemaakt. Iemand met jouw naam.
Ja, besluit genomen.
Ik steek je in de fik.
Niet omdat ik wil bewaren,
meer omdat ik je één keer
wil zien branden
uit liefde voor mij.
Heel even het lelijke in jou naar boven,
even gluren in wat jij waard bent.
"Je bent mijn alles.
Mijn liefde, mijn angst,
mijn verdriet, leven en geluk."
Omdat ik te geweldig ben voor woorden,
en vooral omdat ik nu weg kan lopen.
Ik wiebel dan misschien wat op mijn hoge hakken
maar probeer eens in mijn schoenen te staan.
Nu niet meer voorzichtig
maar met grote stappen.
Het eind van de regenboog is hier. Ik ben de pot met goud.