Dat ik al iets schrijf is bijzonder
de woorden moeten binnenstromen
met inspiratie of gewoon gedonder.
Ik laat mijn hersenen zachtjes gaar stomen.
Bladeren in mijn rijmwoordenboek
kauwen op enjambementen
hoe kom ik vandaag uit de hoek
hoe de inhoud op de vorm te enten?
Uiteindelijk schrijft het gedicht zichzelf,
taal schrijft de schrijver neer.
Geestdrift bloeit welig onder mijn gewelf.
Zonder drijfganzenveer schrijf ik keer op keer.
Zie, hoe ik altijd weer mijzelf zoek raak,
in een woordenstroom van wansmaak.