er ligt een stille in dit huis
een afdruk, een opening, het ontbreken van een echo
iemand zal nooit meer praten
het universum heeft een vuist ontbald
de onwaarschijnlijkheid van een leven losgelaten
met bewust afgewende blikken
wordt het nieuwe vacuüm nauw bedwongen
beteugeld door bezwegen woorden
achter veel te droge tongen
onafgesproken en zonder teken
huivert dan de wereld en vallen we
langs klinken en aanzwellend onvermogen
grijpen we wanhopig naar gedeeld begrip
tot we op de drempel staan, even onbewogen
aarzelend op de rand, turen in het onvermoede niets
dan laat de meest bezwaarde zich als eerste dalen
nu zijn wij kosmonauten, want hier is er geen lucht
en kan niemand ademhalen
langs de grens van waarneming zweven we af
aan een koord van vastgeknepen handen
en de aanblik breekt elke onaantastbaarheid
dit is hem niet, en als we langzaam landen
ontdekken we verdriet.