Leiden vecht tegen de slaap
en de ondergang van het goede zijn
onder de hemel worden fietsen bezongen
de dorstige spoedt zich naar een vriend
een theezakje bloedt fruit in naweeënd water
de toeschouwer overziet passanten uit een open raam
giet vuur in de goot en telt gemiste kansen
zullen we gewoon platonisch over de dood praten?
langs de flitsende ramen en klamme dreunen
een verstopt verzet voor jonge zoekers
rolt de echte kroeg zich uit op straat
eeuwigdochters laken de gemaakte onschuld
brallen drinkeliederen in verdediging
miezer wordt aan plastic tafels niet erkent
een vies zeug likt met knoflooktong haar man
poetst zijn vacht tussen alle dreigementen
in de verte, een verlichte fallus
staal en steen en vooral onverschilligheid
hij staat vragend, deze Koios
strooit heimwee naar lievere geuren
de mug op een gemoed geschroeid
sterven is niet goed genoeg
het brakwater onder bruggen donker
vangt geluk van verdwaalden en teruglopers
een stadsdoler vecht tegen het waken
en de opkomst van het morgen zijn.