op stelten wandelen wij door luie middaguren bemerken slechts enkele details – elpenbeenkleurige panty’s en verfvlekken over een portaal of leed dat al uitgedroogd is; ik herinner me: ooit kraakten mijn tranen als oud parket
voor de etalages flaneren wandelaars trekken blauwe strepen door glazen illusies ongewone beelden van ’t onbewogene wij daarentegen bewegen, vol geest en ziel met opgeheven hoofd en fier gaan wij verder
tot ‘k in jouw zinnen steken blijf verstar als de wijzer van een wandklok wanneer hij vermoedt dat toekomst dichtbij is; ik stijg af, zet de stelten tegen de muur in plaats van de vele woorden en onderteken mijn delirium met inkt van ’t bloedrode mens-zijn.