Hoongelach als een plenzend applaus
fluit onbesuisd langs me heen als een
verdronken trilling in een moeras,
waar drap en drek schitterbaar zijn,
voor hen die het spelletje vies spelen.
Ik knipper mijn ogen,
bevochtig mijn geest.
Luister aandachtig naar
onstuimige driftkikkers,
het publiek dat zijn
handen laat klapperen
in ongelijke ritmes.
De vinnige kloppingen van
strakke vingers wijzend,
die schaamteloos het
licht uit mijn oog priemen,
die tijd akelig vertragen
doch tegelijkertijd versneld
mijn haren doen vergrijzen.
In deze wereld waar teleurstelling en falen
de gulzige cynici tot in de poriƫn verzadigen
barst dikwijls de pus en plonst in de zure zomp,
Op deze plek, streven ze mijn ziel hels beet te nemen.
Maar hoezeer de toeschouwers hun
stinkende best ook wel niet doen,
niemand gaat mij vandaag mijn geliefde plankenkoorts wegnemen...