stomdronken stamel ik soms
wellustig wazige woorden
die denken doen aan
vrolijk vunzige viezigheden
duister donkere dingen
vloeien vliegend uit
mijn minzame mond
ver over vele oceanen van tranen
naar tedere, tengere oren
die horen als nooit tevoren
vooral al wat ik zal
en zou zeverend zeggen
ving vingervlug in vogelvlucht
jij uit de lucht
hupsakee zei jij gedwee
weg ermee
droom jij maar domme dromen
die in dagen en nachten komen
slaap sussend zonder zorgen
en voor je ‘t weet is het weer morgen