Eventjes.
Eventjes weet ik niet wat ik zal doen.
Eventjes wacht ik op de trein.
Eventjes denk ik na over een som.
Eventjes lijken ze aardig te zijn.
Eventjes voel ik me erg blij.
Eventjes heb ik hem gezien.
Eventjes wacht ik op je krabbel.
Eventjes wacht ik op een sein.
Eventjes vind ik het leven fijn.
Eventjes, eventjes..
Wat is dat eventjes nou precies?
Niet lang in ieder geval,
Jammer! Gelukkig!
...Eventjes.