Mijn klauwen smartten in misselijke wanhopigheid terwijl ik wachtte
Mijn nagels kietelden de nervositeit weg die de blaar deed ontstaan
De blaar, die voor eeuwig mijn onverzadigbare honger weerspiegelde
Mijn staart werd onrustig en begon te trekken en te spinnen,
sloeg oneindige kloven in ’t plaveisel voor de hopelozen om
erin te tuimelden zo hun veroudering er niet jonger op zou worden...
Daar kwam ’t vrolijke gezelschap met hun goody bags
allen hun kostbare vraatzuchtdrang verwennend
Terwijl de lucht ververste in haastige hongerige neusvleugels
verslonden papieren servetjes de gevlekte viezigheid
De stijve haren van een koppige houten verfkwast
had ruw een sprookjesachtig landschap geprikt ongepast voor
mijn zoektocht naar zielen, daar ik de akkers zou afschrappen
Lakens verweerde de briesjes en landden met griezelige sierlijkheid
Een mandenbanket vol onnodige buitensporigheid ontvouwde zich
over bevreemdend perfect gesnoeide zoden van ’t groene gazon
Zijdeachtige vullingen van tonijnbrood, loom uitvloeiend grapefruitsap,
suikersproeterige koffie, dampend bezijden de wind
Terwijl vrouwenjurken tastbaar zongen, fladderend in zonnig licht
werden reikhalzende honden eindelijk losgelaten
Ik zag hun gehaaste gedachtes van ’t dagelijkse leven zeldzaam worden
maar ik wachtte niet op de zorgeloze geesten van ’t familieleven
Ik kon mij niet voeden op lievelingsstiefvaders en hun zonen,
met hun goedkope toegeeflijke glimlachjes oneerlijk verwrongen
Nee, ik zweeg stil voor die ene treurige verschoppeling die
langs zou zwerven in smakelijke eerlijkheid en heerlijke onwetendheid
Want,
voedzaam zijn de kruimels van één mans laatste beetje hoop,
en net als een drankje zou hij me afkoelen met zijn tranen
Echter, op dit moment moest mijn gejaagdheid geduldig zijn
Maar hoewel de zomer nog moest langskomen
was de lente al zo veel meer spannender
dan in recente jaren...