vergeet mijn laatste dicht
dat was op den oever
ploeterend geschreven
op oud vod papier
daar ruisten bomen
schampte water
zocht weg door
vallei de diepte
van mijn dal
daar was hoop en dromen, de essenties
maar dat is niets vergeleken met de stilte
die nu hard lacht in mijn verlaten straat
waar hij woelt in nachtelijke onderons
en de neonreclame dronken doolt
seint tijd om te gaan
naar spugers van gal
dan denk ik liever aan een boerderij
grootmoeders- vaders vertrek
met uitgestrekte wei
de paarden, koeien
en appelbomen
waar ik ronde,
rode kersen pluk
aan de prachten van de maas
maar hier aan dit eiken hout bureau
drink ik mijn eenzame kracht
dompel belegen kazen in mosterd
heerlijk bitter, cynisch
dicht rusteloos door de nacht
dan preek ik naar MIJN GOD
wie of wat dan ook
rook een laatste sigaret
en hoor hem roepen
mijn kussen en wat dekens
en dacht...
godzijdank
voor het bed
gespreid is het hij
die altijd op mij wacht