De dag 25 juli 2011
Satijnzacht kus ik je lippen,
innig toch stevig druk ik ze er tegen,
tot heel je harten kelk overvloeide
met die zalig stroperige ijver.
Gelijk de eerste lentezonnestralen,
na een barre winternacht, schroomvallig
verwent hun prille gloed.
Het gras voelde donzig
onder ons, zo naast elkaar
op ontelbare groene handjes
die ons beide met gemak dragen .
De lucht zweemt naar jou
verlangend, ongerept en speels,
de voor altijd dartelheid der zomerse dagen.
Aan een straatlantaarn
die wel licht geeft maar geen warmte,
knerpte luid een hennepring.
Het hart wilde wel, doch omhuld
in pantser van vergane luister en glorie,
danst een luchtkasteelmaker terplekke
een trage wals der tekorte tijd.
Dossier funest prospect.