Schaduw van de nacht
Mijn ogen zijn moe en willen stilletjes slapen,
net wanneer ik bijna slaap, schrik ik wakker,
door vreemde geluiden, buiten in de straten.
Met trillende handen schuif ik het gordijn opzij,
in het donker zie ik twee ogen dichterbij komen,
mezelf afvragend of ze misschien kijken naar mij.
Met mijn hart in mijn keel blijf ik er naar staren,
het komt dichter en dichter bij, voetje voor voetje,
wat maakt het wezen voor een vreemde gebaren.
Als een schaduw loopt het rechtstreeks naar mijn richting,
verbeeld ik het me, of zijn het echt twee vleugels,
zou dit het begin zijn van mijn verlichting.
Met al mijn moed verzamelt, kijk ik het recht in zijn ogen,
en weer, zoals elke nacht, verdwijnt de schaduw opnieuw,
alsof het onder het zicht van mijn ogen is weg gevlogen....