Ik ben tot God gekomen, met een zucht en een traan,
een pil des doods, snel en pijnloos, ik ben voldaan:
Mijn koelen hart is beschadigd, door altijddurend misbruik,
zij is doorweven met een heerlijk goedje, uit den druivenstruik.
Zij is gekomen om mij te plezieren, om mij te behagen,
als, tijdens de zonnegloren en ziedende zee, mij te dragen,
Hare slecht- 'n goedheid is wat Mathilde voor Perk was,
Een zware dolk, een gif der liefde, in de ribbenkast.
Ik ben gezonden en sta voor, U, mijn Heer -
Barmhartige God, luister naar mijn wanhoop en wee:
Zend mij terug naar dat geweldige land aan den Noordzee
Als, tijdens het ontloken van de waaier, is zij wat ik begeer.