En dan
mis ik je gewoon nog een keer, alsof het niks is dat
woorden verworven tussen neus en lippen vervagen. Alsof het alles is wat
ze kunnen, net als Assepoester de deur uitvliegen om één voor
klokslag twaalf.
Want dan is over wat ooit begonnen was, haal ik jouw handen uit mijn haren
alsof ze er toevallig terechtgekomen waren. En dan vergeet ik gewoon dat ene
en misschien ook dat andere, maar nooit dat wat jou misschien zo anders maakte
of misschien zo gelijk aan mij, wie zal het weten? Joost niet, doornroosje ook niet
want dat kind slaapt alleen maar.
En dan
worden we gewoon niet wakker na honderd jaar, rijd je me niet weg op je
witte/zwarte/bruine/gevlekte paard en is dit gewoon alles
wat het was.