Ik weet niet wie je bent
Ik kan je niet doorgronden
Je zit opgesloten, opgesloten in mijn hart.
Ik heb nooit iets met je gehad,
integendeel, we negeerden elkaar,
maar al die tijd zat je opgesloten,
opgesloten in mijn hart.
Stom van mij. Nu kan ik je niet meer vrijlaten.
Je blijft me achtervlogen.
Ik ben opgesloten,
opgesloten in jou.