Een ruwe grijze lucht stuwt vele lege bladeren.
Overvallen van hun nut in zekere zin.
Over basalten wegen en rulle gronden van klei.
Zweven ze nog verder het land in.
Vreemde voeten gloeien warm en zwoel.
Bij het dampende stoom van gevangen cacaogenot.
Vervult me aandachtig tot een koninklijk gevoel.
Vanachter glazen muren, gezeteld als een god.