Stad van de Taptoe, waar nog steeds mijn hart ligt, mijn Bredaas bloed kruipt waar het niet gaan kan, tapt dagelijks naar me toe
Stad van vele duizenden gezichten, ze gonzen in mijn onzichtbare, maar veilige grot, galmend ''breed aaahhh...''
Hun adem vult mijn luchtledige doolhof van de wazige gemiste kansen in mijn volwassen leven, voel me in Breda zelden moe
Hoe gemengd de Bredase bevolking ook is, hun adem is met de miljarden moleculen moeilijk te ontcijferen, hun levensboodschappen aan mij blijven "ra,ra"
Als kind keek ik vaak erg tegen de Bredanaars op, al spraken ze mijn geheimtaal niet en waren mijn woorden voor hen soms vermakelijk, maar vaak lachwekkend
Mijn aandoenlijke onbevangenheid gaf hun vrijheid en mij soms onbegrensde blijheid, maar een langdurige verbintenis met vrienden/vriendinnen was een onmogelijkheid
Door mijn innige familieband raakte mijn Bredase warmte niet gestrand, maar mijn in Breda gekweekte zoektocht naar liefde buitenshuis bleek slechts tijdrekkend
Eigenheid was bij mij in Breda eigengereid, waar ik tot een onafhankelijke, maar ambivalente volwassene was geleid, want ik voel me als dwalend in een geromantiseerde, roemloze tijd
Met het na vertrek uit Breda opgebouwde leven blijf ik streven naar het verweven met mensen die excentriek en vrij ontoegankelijk beleven
Na veertien jaar niet meer te wonen in Breda, ligt de door verborgen geliefden onuitwisbare , ongenaakbare levensboodschap in een nog onvindbare lade
Lichtpuntjes zijn alom zichtbaar in mijn nabije toekomst, maar het is onzeker of mijn lot leidt tot een vallende ster van een vrouw die mij bijna alles wil geven
De anonieme, nog steeds veilig voelende, ontelbare Bredase massa van deze voor mij niet meer bewoonbare, maar vereeuwigde stad geeft mij dagelijks genade, al laat de kans op een evenwichtig hier en nu zich raden