Mijn hart zingt een weemoedig lied,
soms uit vreugde dan wel uit verdriet.
Daar in denkbeeldige landschappen van mijner geest,
aanschouw ik een groteske schaduw,
zij die mij het meest bevreesd.
Zij is het die mijn hartenlied bepaald niet mijn rede,
daagt mij uit mijn angsten tegemoet te treden,
verlangt overgave van mijn lichaam en mijn geest,
zodat ik in kracht en wijsheid kan leven, onbevreesd.
Ik heb haar zolang niet willen kennen,
zij openbaard zich in mijn werken,
ze laat zich niet meer temmen,
zij heeft een plek gevonden waar ze mag bestaan,
hoe bang ik ook mag zijn ,ik laat haar nooit meer gaan.