Wie zijt gij die mij omsluiert,
als stralen van de zon,
die mij stuurt waar ik zal gaan,
ben jij waar het allemaal begon,
heb jij een naam ontembare kracht,
aanwezig als ik waak,
in dromen bij nacht,
even liefelijk als rechtvaardig,
jij bent het leven en de dood,
daarmede in jouw ogen is alles gelijkwaardig.
Mijn verstand en ego verzet zich,
toch blijf jij van mij houden,
jij blijft naar mij roepen,
in een taal die alleen mijn hart verstaat,
jij bent waar ik ben, ik ben waar jij bent
een kracht die mij nooit verlaat.
Deze kracht stroomt door mij heen,
een gevoel zo omvattend,
het besef;
ik ben jij en jij bent mij.