Nog voor het geluk begon.
Haast geruisloos kabbelt het stroompje voort
Een kikker zit op een blad, genietend van de zon.
Vogels vliegen zoals immer, ongestoord
In de verte klinkt muziek van een accordeon.
Twee gelieven die elkaar zo gaarne mogen,
Zij hebben het zwaar, de beek bevroedt het reeds.
Het is stil, een traan glinstert in beider ogen.
Ze peinzen al lang en doen dat nog steeds.
Dan wendt zij haar gezicht naar de zijne
En zegt dat ze hem niet meer mag zien,
Dan legt hij verlegen zijn hand in de mijne
En zegt dan; lief, o lief, later misschien.
Zij staan op, zien elkaar nog eenmaal in de ogen
En schreiden terug naar hun eigen milieu
Hun tranen zijn amper te drogen.
Een werkelijk voorgoed a dieu?
Als zij de andere dag ontwaakt met bloedend hart
Met haar leven nauwelijks verwant,
Ogen dof schijnbaar berustend in smart;
Zij moet lijden, geleid door geloof of stand.
10-2011
Auteur: neznaj | ||
Gecontroleerd door: Anastacia | ||
Gepubliceerd op: 18 oktober 2011 | ||
Thema's: |