ik zit op mijn balkon, gekoesterd door de najaarszon
en zie het verkleurde blad, dat neervalt op het kiezelpad
de ochtendnevel wijkt, het daglicht dat het land bestrijkt
de lucht zo helder blauw, kijk om je heen, het is voor jou
jij koningskind, met alles wat je bindt
in dit bestaan, waar je maar door moet gaan
en wat je doet met wisselende moed
zo gaat ie goed
ik zit op mijn balkon, gekoesterd door de najaarszon
en jij staat daar, je lacht, ik versta je niet, je stem klinkt zacht
je haren zijn zo blond, een grasspriet in je rode mond
het herfstblad danst en zingt een lied dat jou zo blij omringt
jij koningskind, met alles wat je bindt
in dit bestaan, waar je maar door moet gaan
en wat je doet met wisselende moed
zo gaat ie goed
doe maar
dapper door
jij draagt de morgenkroon van het koninkrijk waarin ik woon
een rijk zo wijds en vrij, vol wonderwoorden, geef ze mij
jij koningskind, met alles wat je bindt
in dit bestaan, waar je maar door moet gaan
en wat je doet met wisselende moed
het ga je goed
doe maar
dapper door
ik zit op mijn balkon, gekoesterd door de najaarszon
en zie het verkleurde blad, dat neervalt op het kiezelpad