Wederom schreeuwden mijn armen comfort voor jou,
voor jou; om je er in te nestelen.
Nogmaals verlangde je naar een leeg gevoel,
leeg; zonder angsten maar vol van leugens.
Maar opnieuw bleek ik onbereikbaar.
Ik sneed je los, je was een vlek in mijn leven,
een vlek op mijn bestaan.
Ik kon me verstoppen achter jouw schoonheid
jouw schoonheid was niets meer dan mijn masker.
Maar nu wil ik je zien sterven.
Je voelde langzaam een hopeloze drang;
de drang naar verstikking.
Uiteraard had je je aan mij gehecht.
Aan je passionele verslaving.
En je besloot er niets meer aan te doen.
Nog liever als anders wou ik je bloed ruiken,
zien hoe je ziel je lichaam verliet.
Ik voelde je lichaam schokken
tot je niets meer was dan een lijk.
En ik besloot, dat ik van je hield.