Het geschrift verklapt haar toon niet,
Haar blik en aanschijn is de eigen
invulling, het baren van de beeltenis
Zij zalft etterende wonden, littekens
die ook zij niet kan wegvegen, 't is je
kind, de wetten der platitudes en zo
is ook zij gebonden aan de illusie
Ook zij weet, het is de kroniek van
een aangekondigd falen, 't verhaal
dat zal eindigen met de zinnen die zij
vele jaren geleden reeds heeft gelezen
Hij heeft het bereikbare in het vizier,
maar hij is verblind door de verzen die
hij nog moet schrijven maar nu al kent
De brieven mag hij klasseren, bij de
andere pep en dop, er valt niet te leren
Zij kan enkel concluderen, hij is wat hij
is: een parel voor zwijgende zwijnen, in
zijn eeuwige misschieten verzuipend
Zij kan het steeds slechter verbergen
De stilte brengt het onder woorden