Ik kijk vooruit en zie wat geweest is,
Ik kijk terug en zie helemaal niets,
Noch het angstwekkende nomadenleven,
Noch het mistroostige stadsbestaan.
Maar vóór mij is de reddende leugen,
Er is geen ruimte, alleen kruispunten,
Waar ik, bejaarde, man, tiener, lach,
Terwijl ik nauwelijks een rillingen kan onderdrukken,
Als je mij je hand toesteekt.
En ik zie: alles is samen gevloeid,
Geconcentreerd in één enkel gezicht,
Van alle vergeten gezichten en maskers.
Er is geen tijd, maar wel feesten en executies!
Er is geen geweten, maar een vlek erop!
Vooruit kijken: geen gevaarlijke herinnering,
Jou beschuldigen: geen nutteloze zwakheid.
Geen verschrikkelijke trots ...