De man van de straat,
die ooit heel veel centjes had,
maar meer wilde en toen alles was kwijtgeraakt.
Hij leeft en woon nu op straat,
en heeft een lange baard.
Draagt een oude vieze jas,
blikjes bier en een bijbel in zijn tas.
Zijn haren vet en niet gekampt,
een peukie in zijn hand die zachtjes ontvlamt.
Zijn dierbaarste bezit,
zijn hondje max en die is bruin met wit.
Geld heeft hem niet gelukkig gemaakt,
wel zijn maatje max,
waar hij nu mee leeft op straat.
Op straat lezend in de bijbel,
heeft hij van zijn fouten geleerd,
daarom is hij dan ook,
nooit meer naar huis teruggekeerd.
Hij leeft nu voor zijn doen ,
een gelukkige bestaan,
want hij weet nu ,
aan veel centjes,
heb je in de hemel helemaal niets aan.