Klanken klinken hol
als loze kreten
van beloften vol
en morgen vergeten.
Een haard van gedoofd vuur,
een waterpas huis,
contouren op de muur
van een gedragen kruis.
Een hond op straat,
kat in de boom.
Waar het om gaat
blijft een kringelend fantoom.
Een raam zit los,
de deur gesloten.
Op steen groeit mos,
voor het hoofd gestoten.
Een straat die eindigt noch begint,
herfstbladeren bijeen gebleven.
Door ontembare wind
van huis en haard verdreven.