Als ik in de spiegel kijk, zie ik een afgeleefde jongeman.
De zorgen tekenden rimpels op mijn voorhoofd
en gaven mijn haar een lichtgrijze schijn.
Paarse tinten onder mijn ogen duiden op gestolen slaap.
Ik werkte hard aan een gedicht, enkel voor jou ogen bestemd.
Nog voor de laatste woorden in mijn gedachten waren geboren
en gedoopt in inkt op een blad werden neergepend,
was het al tot een vroege verscheuringdood gedoemd.
Mijn hart, waaruit eens mijn liefde voor jou ontsprong,
verandert langzaam in een uitgedroogde bron.
Mijn hoofd is gevuld met een onontwarbaar kluwen
van allerhande vragen, onzekerheid en onbegrip.
Verdriet sijpelt tot in de kelders van mijn gekwetste ziel
en doet mijn hele lichaam trillen als was ik
een angstig dier.
Misnoegen doet haar intrede in mijn gedachten
en haat werpt een schaduw over de vlinders in mijn buik.
Ik zou van je hebben gehouden tot de zon barstte
en alle tijd op aarde ophield te bestaan.
Ik heb voor je liefde gestreden, knielde bijna voor je,
maar ik viel in dit steekspel en verloor vrijwel alles.
De contouren van je gezicht blijven op mijn netvlies gebrand
en je zit nog steeds als een splinter in mijn gedachten.
Zolang je me niet aankijkt terwijl je me met heel je hart nee zegt,
wordt het mij onmogelijk om mijn liefde voor jou te begraven.