Ofschoon het ijs
zich heeft verankerd
in de poriën van elke waterlek
riekt de prille lente
met diepe respiratie
Zoetgevooisde keeltjes
wachten vol ongeduld
zuidwaarts in wederkeer
om zich te nestelen
in het ontluikend groen
Het kwetsbaar bladergroen
omhuld door nachtelijk rijp
opgesloten met pril verlangen
naar de eerste zonnestralen
van de voorjaarszon
Het verlangen heerst
sneeuwklokjes breken koppig
door het laatste wintertapijt
de begeerte naar het eerste jaargetij
groeit, door alles wat leeft