Gij leeft
maar gij speelt een dubbele rol
Niet, zoals Vondel heeft bedoeld
De gezellige
en die andere die nog nooit
enige emotie heeft gevoeld
Zoals die
van Hamelen trokt gij
een grote kinderschare aan
Maar zoals
hem, was jij nooit, nooit
echt met hen begaan
Gij vierde
tussen vier bewaakte muren
uw wrede walgelijke lusten
En liet
uw perverse onmenselijk gedrag
nooit eens vanzelve rusten
En zoute
brandende kindertranen
hebt gij nooit geproefd
Het was zo
dat als zij zorgeloos lachte
dan waart gij inwendig bedroefd
Uw eigen bloed
heb gij met die onvaderlijke dingen
zo maar op laten groeien
In plaats
dat zij, eenmaal volwassen
als een bloem kon openbloeien
Tot slot
er is geen haat, noch medelijden
Dit ben je niet meer waard
Mijn tranen
beste heb ik voor de kinderen
als die terug blij zijn opgespaard