De mensen zijn in een strijd.
tegen de klok, tegen de tijd.
De mensen hebben geen tijd,
voor tevredenheid of voor spijt.
De tijd gaat met snelheid,
het is voorbij, je bent het kwijt.
De tijd die er zou moeten zijn,
betekend waarheid of schijn.
Het leven is een tijdlijn,
juist heel groot of toch heel klein.
Het leven zal de duur bepalen,
van het houden, van het halen.
De klok zal langzamer slaan.
net als het leven zal het komen en gaan.
De klok en het leven.
Ze hebben een duur waarin ze alles geven.