Een eerste koude wintertraan,
sijpelt langs mijn wang.
Ik durf niet meer op te staan,
de nacht duurt veel te lang.
Ik voel het zwakke kloppen,
van mijn vastgevroren hart.
Mijn angst lijkt niet te stoppen
en mijn dromen zijn verward.
De kou kust zacht mijn lippen,
de wind streelt door mijn haar.
Ik zie slechts donk’re stippen,
die mij duiden op gevaar.
Langzaam lijk ik vast te vriezen,
in dit veel te pijnlijk ritueel.
Ik voel traag al mijn tijd verliezen,
daar komt de dood, volledig stil…