De dagen slapen. De nacht wordt geleefd.
Hij staart in de kleur van de kracht
wil weten die geest die aan hem kleeft
en verdrinken in een vrouw zo zacht.
Zij heeft zich een onzichtbaar gat geslagen
zijn meesteres over liefde en tijd.
Nu zoekt en dwaalt hij reeds dagen
op weg naar een stukje vergetelheid.
Zuiver wil hij zijn herboren
uit een spiegel zonder barst, zonder pijn,
onbesmet door een vrouw: verloren.
Hij wil eeuwig en eeuwig de kerel zijn