Mijn oogleden branden.
Het weke vlees,
de diepe kloof, die
door mijn huidvlees loopt
vraagt om erbarmen.
Mijn ogen branden.
Ik vraag slechts jou om hier te zijn
(als tonicum)
als middel om alleen te durven zijn.
Ik vraag slechts jou
om nog eens echt een vriend te kunnen voelen,
die hard, maar eerlijk als een gouden droom,
het vuur uit mijn gedachten bant,
het wrange zout mijn oog uitperst,
zodat ik weer kan leven.
Ik vraag slechts jou
om mij te helpen.