Zij likt de woorden uit zijn ogen
drinkt zijn lichaam leeg, als wijn,
die vloeit en leeft en meegezogen,
glijdt in kopjes zoete pijn.
Verbonden door een beetje dood,
op een bed van witte kleuren,
scheurt zij hem open, rukt hem bloot
als een bloem die nooit meer zal geuren.
En dan plots weg. Als een elf gevlogen
door lichaam en door ziel
van hem die door vrouwen belogen
in bodemloze liefde viel.